Het Buginees—met een geschat aantal sprekers van tweeëneenhalf miljoen de grootste taal van Zuid-Sulawesi—kent een eeuwenlange schriftelijke overleving. Daaronder bevinden zich belangwekkende producten van historiografische en letterkundige aard. Hoe erkend belangrijk deze ook zijn, wetenschappelijke verantwoorde edities van dergelijke teksten zijn schaars, een omstandigheid die voor een groot deel kan worden verlaard door de aard van het Buginese schrift dat vatbaar is voor meerdere uitleg.
In de hier uitgegeven tekst zijn op geraffineerde wijze literaire en historische elementen met elkaar vervlochten. In de vorm van een heldendicht, toloq, wordt het verhaal verteld van Arung Labuaja, een op Zuid-Sulawesi nog steeds roemrucht hoofd met grote militair-tactische talenten. Ruime plaats is in het gedicht toegekend aan de gebeurtenissen tijdens de door het Nederlands-Indische leger uitgevoerde Vierde Boné-expeditie van 1905, waarna het Bonése vorstenbestuur ophield te functioneren en werd vervangen door het Nederlands gezag. Met Arung Labuaja als middelpunt van het verhaal, vervult de tekst—gehuld in poëtisch gewaad—de hoofdzakelijke Nederlandse bronnen over de periode op verscheidene punten aan.
De hier gepresenteerde uitgave van de Toloqna Arung Labuaja beoogt aan zijn literaire, geschiedkundige en teksthistorische aspecten recht te doen, in de overtuiging dat een teksteditie meer behoort te zijn dan transcriptie en vertaling: verheldering en verklaring van de tekst dient altijd voorop te staan.