Ergens in zijn kritisch proza stelt Paul van Ostaijen ironisch dat slechte auteurs en lezers altijd een vouwbeen bij de hand hebben; de goede doen het zonder. In dit boek wordt uitgegaan van de gedachte dat niemand het zonder vouwbeen kan stellen. Het vouwbeen fungeert in dit geval als een metafoor voor de literatuuropvattingen van waaruit lezers en critici een betekenis en een waarde toekennen aan literaire teksten.
Rond deze gedachte organiseerde het "Paul van Ostaijen-instituut. Centrum voor de studie van de literatuur in Vlaanderen sinds 1916" een colloquium. Meteen was dit een gelegenheid om ruim aandacht te besteden aan van Ostaijen, de naamgever van het instituut, wiens honderste verjaardag in 1996 uitgebreid is herdacht.
Dit boek bundelt de lezingen van het colloquium. Het gaat over literatuuropvattingen en over van Ostaijen, maar laat vooral ook zien hoe diverse invalshoeken in de hededaagse literatuurstudie elkaar aanvullen en verrijken.