Veel historici hebben er de laatste decennia op gewezen dat de gedachte van 350 jaar Nederlandse overheersing over Indonesië een mythe is. De verovering was een geleidelijk proces en pas na 1900 deed het koloniaal gezag zich in bijna alle uithoeken gelden. Het gebied dat echter nog het dichtste in de buurt van die 350 jaar komt, is het gewest Ambon, dat reeds in 1605 door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) werd bezet. Het VOC-bestuur over Ambon is over het algemeen gekenschetst als een niets ontziende uitbuiting van de bevolking door middel van een met geweld afgedwongen monopolie in de kruidnagelhandel. Dit boek beoogt, op basis van literatuur en originele archiefstukken, na te gaan wat de interventie van de VOC in werkelijkheid betekende. De nadruk ligt daarbij op de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen de kruitdampen waren opgetrokken en het gezag van de VOC stevig was gevestigd. Door een gedetailleerde reconstructie en analyse van de diverse terreinen van het maatschappelijk leven in socio-politiek, religieus, demografisch en economisch opzicht wordt een zo nauwkeurig mogelijk beeld geschetst van de invloed van de VOC. Niet alleen de kruidnagelen waren voor de VOC belangrijk; ook de godsdienst, de herendiensten en een ordelijk bestuur hadden de aandacht. De rol van de kruidnagel en het monopolie wordt niet, zoals in veel eerdere literatuur, in het perspectief van een markteconomie behandeld, maar in dat van een op zelfvoorziening gerichte economische orde. Dit boek is niet alleen van belang voor de kennis van de relatie Ambon-VOC, maar gaat ook uitgebreid in op de interne structuur en ontwikkelingsgang van de Ambonse samenleving.