De moderne taalkunde, met haar belangstelling voor talige diversiteit, classificatie van talen en taalhistoriciteit, is ontstaan in de Renaissance. In het denken over taal en in het 'taalbedrijf' van die tijd bekleedt de geleerdenactiviteit in de Lage Landen een centrale plaats. Steden als Antwerpen, Leuven, Amsterdam en Leiden waren de bakermat van de studie van vreemde talen; zij waren ook de drukcentra voor tekstuitgaven, polyglotte drukken, woordenboeken, spellingstraktaten en taalleerboekjes, alsook baanbrekende werken op het vlak van de studie van taalgeschiedenis en classificatie van talen. De bijdragen in deze bundel belichten de vele en complexe vormen van taalactiviteit in de Lage Landen tijdens de 16de en 17de eeuw: de studie van de volkstalen en van de nieuw ontdekte 'exotische' talen in Azie en Amerika; de impulsen tot taalopbouw en taalzuivering; de studie van de klassieke (en Bijbelse) talen; vergelijking van talen en pogingen tot classificatie van de toen gekende talen; theorieen over de oorsprong van taal en de diversificatie van talen.