Tussen 1923 en 1935 tekent zich in de beeldende kunst en de literatuur een stroming af die Nieuwe Zakelijkheid wordt genoemd. De schilders en schrijvers die men onder deze noemer samenbrengt zijn uit op een zo getrouw en objectief mogelijke weergave van de eigentijdse werkelijkheid. Ze putten hun stof bij voorkeur uit de wereld van de techniek, industrie, sport en de moderne massamedia, en streven in hun vormgeving naar efficiëntie en doelmatigheid.
In dit boek wordt ingegaan op vragen als: Was de Nieuwe Zakelijkheid wel zo zakelijk, objectief en realistisch? Hoe staat het met het engagement en de metafysica van deze stroming?
Het zwaartepunt van deze monografie ligt bij de Nederlandse literatuur van het interbellum. Naast literaire aspecten komen ook de internationale sociale en politieke context en de raakvlakken met film, beeldende kunst, architectuur en journalistiek uitgebreid aan de orde.
Contributions by: Johan Gerritsen