In november 1999 werd tijdens een tweedaags colloquium een balans opgemaakt van de betekenis van Guido Gezelle, honderd jaar na zijn overlijden, met het accent op de taalkundige en de dichter. Gezelle was in beide gedaanten innovatief, maar de mythologisering van zijn figuur heeft een objectieve afweging en verantwoorde waardering van zijn werk dikwijls in de weg gestaan. Deze bundel verzamelt de voordrachten die de kwestie vooral vanuit een historische invalshoek benaderen. Zo komen aan de orde: de context van Gezelles taalkundig, lexicografisch en volkskundig werk, zijn taalopvattingen in het kader van de taalpolitieke en literaire debatten in de 19e eeuw, zijn rol in de Vlaamse natievorming, de literair-historische context van zijn poezie, de beeldvorming rond zijn dichtwerk, de nawerking in binnen- en buitenland, de correspondenties en de perspectieven van zijn poezie. Medewerkers aan deze bundel zijn: P.G.J. van Sterkenburg, J.M. van der Horst, A. Keersmaekers, R. Willemyns, K. Deprez, L. Wils, P. Couttenier, A. De Vos, O. Heynders, H. Van Uffelen, G.J. Dorleijn, H. Brems en K. Fens.