De hier gebundelde bijdragen - die kaderen binnen het onderzoek van het "Paul van Ostaijen-instituut" van de K.U.Leuven - behandelen uiteenlopende facetten van het literaire leven in Vlaanderen tijdens de jaren dertig. De centrale invalshoek vormt daarbij het begrip "literatuuropvatting" of "poetica", opgevat als de verzamelnaam voor het geheel van denkbeelden en verwachtingen dat auteurs en critici hanteren met betrekking tot de literatuur.
De functie van literatuur en literatuuropvattingen wordt hier hoofdzakelijk onderzocht via de analyse van een aantal literaire en meer algemeen-culturele tijdschriften. Tijdschriften vormen immers een van de belangrijkste institutionele plaatsen van het literair-kritische vertoog, doordat ze enerzijds kaderen in een algemeen cultureel en levensbeschouwelijk klimaat - en daarvan in een aantal opzichten de barometer vormen - en doordat ze anderzijds ieder voor zich een eigen plaats binnen het tijdschriftensysteem trachten te verwerven en af te bakenen.
Zo wordt geargumenteerd hoezeer de literatuur in Vlaanderen tijdens het interbellum heen en weer wordt geslingerd tussen vernieuwing en behoud, tussen internationalisme en nationalisme, tussen autonomie en heteronomie, tussen volks en volksverbonden.