Hans Andreus (Amsterdam, 21 februari 1926 - Putten, 9 juni 1977) was het pseudoniem van de Nederlandse dichter en schrijver Johan Willem van der Zant. Hij ontleende zijn pseudoniem aan Yda Andrea, een mede-leerling op de toneelschool. Eens zei hij in een interview: 'Ik ben romantisch en zeer praktisch. Ik ben nuchter, logisch, zakelijk en impulsief. Ik zit zeer ingewikkeld en tegenstrijdig in elkaar. Misschien is dat een voorwaarde tot schrijven' (Telegraaf, 1963). Hij liet een zeer gevarieerd oeuvre na: gedichten, hoorspelen, televisie- en reclameteksten, chansons, romans, een novelle en vele kinderboeken.
Poëzie
Andreus debuteerde in 1951 met Muziek voor kijkdieren. Hij behoorde in die tijd tot de experimentele groep De Vijftigers, waarbij ook Lucebert en Gerrit Kouwenaar waren aangesloten. Vanaf 1955 werd Andreus wat traditioneler van vorm, bijvoorbeeld met De sonnetten van de kleine waanzin (1957). Het wordt gezien als zijn beste dichtwerk.Andreus publiceerde tot aan zijn dood nog veel geregeld dichtbundels, waaronder Al ben ik een reiziger (1959), Syntropisch (1965), Natuurgedichten (1970) en De witte netten van zon en maan (1974). De bundel Laatste gedichten (1977) zou oorspronkelijk Noorderwind heten. Toen Andreus wist dat het i.v.m. zijn ziekte zijn laatste bundel zou worden, veranderde hij de naam in Laatste gedichten.
Vlak voor zijn dood schreef Andreus het volgende sonnet:
Laatste gedicht
Dit wordt het laatste gedicht wat ik schrijf,
nu het met mijn leven bijna is gedaan,
de scheppingsdrift me ook wat is vergaan
met letterlijk de kanker in mijn lijf,
en, Heer (ik spreek je toch maar weer zo aan,
ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel,
maar ik praat liever tegen iemand aan
dan in de ruimte en zo is dit wel
de makkelijkste manier om wat te zeggen),-
hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht
van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in
het onverhoeds onnoemelijke begint ?
Of is het dat jij me er een onverdicht
woord dat niet uitgesproken hoeft voor vindt ?